Klassieke thematiek #2: vijand-broers in Verloren zoons
Het tweede bericht in de reeks ‘klassieke thematiek’ gaat over broederlijke rivaliteit in Verloren zoons en enkele raakvlakken met de verhouding geloof-geweld en de actualiteit.
Dag lieve mensen,
Met de studentenprotesten in Amsterdam en de deelname van Israël aan het Eurovisie Songfestival, was er de afgelopen week weer volop aandacht voor de humanitaire ramp die zich al maanden voltrekt in Gaza. Sinds het uitbreken van de oorlog denk ik ook weer vaker na over de verhouding tussen religie en geweld. Er zijn in de hele geschiedenis en over de hele wereld gewelddadige handelingen gepleegd in naam van verschillende geloofsovertuigingen – maar gaat het daarbij om een intrinsiek verband of niet? Is het werkelijk het geloof dat het geweld voorschrijft of roepen de geweldenaars hogere machten aan om onderliggende motieven, zoals geld en macht, te verhullen? Dergelijke vragen hebben de mensheid al lang beziggehouden en lijken voorlopig nog niet definitief beantwoord. Zelf ben ik nu stukje bij beetje het boek Geloof in geweld (2021) van Hans Achterhuis aan het lezen. Achterhuis bespreekt onder ander het invloedrijke werk La violence et le sacré (1972) van René Girard, waar ik me drie jaar geleden in verdiepte voor mijn bachelorscriptie. Girards theorie is toen ook wel een beetje doorgesijpeld in mijn tweede boek, dat uitkwam in hetzelfde jaar als ik die scriptie schreef (2021). Sowieso komt de verhouding tussen geloof en geweld op meerdere manieren tot uitdrukking in de Pangaea-trilogie. Misschien dat ik daar later nog eens meer over schrijf.
Nu wil ik het met jullie hebben over één specifiek thema dat via Girard en mijn scriptie zijn weg heeft gevonden naar mijn boek Verloren zoons: vijandschap of rivaliteit tussen broers. Mijn bespreking is dus voornamelijk gebaseerd op La Violence et le sacré (een Franse editie van Pluriel uit 2010 en een Engelse vertaling van Bloomsbury uit 2013). Wat ik leuk vind aan Girards boek is dat hij inzichten uit de literatuurwetenschap, culturele antropologie en psychoanalyse combineert tot een theorie die zich goed laat toepassen op verhalen. Voor het thema van de vijand-broers (frères ennemis) put hij onder andere uit de Griekse mythen en tragedies, wat natuurlijk helemaal in mijn straatje is. Girard schrijft (door mij naar het Nederlands vertaald): “We hebben de neiging om de broederlijke band als een affectieve te beschouwen, maar de mythologische, historische en literaire voorbeelden die voor de geest springen vertellen een ander verhaal: Kain en Abel, Jacob een Esau, Eteocles en Polynices, Romulus en Remus, Richard Leeuwenhart en Jan Zonder Land, enzovoorts.” Ik ga uitgebreider in op de voorbeelden van Kain en Abel en Eteocles en Polynices, omdat die de relevantste zijn voor Verloren zoons.
In Genesis 4 van de Bijbel staat te lezen dat Kain de eerste zoon was van Adam en Eva, en Abel de tweede. Ze brachten allebei een offer aan God, die meer aandacht besteedde aan het offer van Abel dan dat van Kain. Uit afgunst sloeg Kain zijn jongere broer dood. Toen God aan Kain vroeg waar Abel was, antwoordde hij: “Dat weet ik niet. Moet ik soms waken over mijn broer?” Dat antwoord zinde God niet, die wel wist wat er gebeurd was en in woede ontstak: “Wat heb je gedaan? Hoor toch hoe het bloed van je broer uit de aarde naar Mij schreeuwt. Daarom: vervloekt ben jij! Ga weg van deze plek, waar de aarde haar mond heeft opengesperd om het bloed van je broer uit jouw hand te ontvangen. Ook al bewerk je het land, het zal je niets meer opbrengen. Dolend en dwalend zul je over de aarde gaan.” Wanneer er in het Nieuwe Testament verwezen wordt naar het “bloed van Abel”, staat dat symbool voor alle rechtvaardigen uit het Oude Testament die onschuldig gestorven zijn.
Het verhaal van Eteocles en Polynices is opgetekend in verschillende klassieke teksten, zoals de tragedie Fenicische vrouwen (ca. 410 voor Christus) van Euripides. Eteocles en Polynices zijn de twee zoons van Oedipus (die gast die zijn vader vermoordt en met zijn moeder trouwt, inderdaad). Als Oedipus ouder wordt, sluiten zijn zoons hem op en nemen ze de heerschappij van Thebe over. Ze spreken af dat ze de troon om het jaar afwisselen. Het eerste jaar blijft Eteocles achter als koning, terwijl Polynices vrijwillig het land verlaat. Maar wanneer Polynices na een jaar terugkomt om zijn beurt als koning op te eisen, wil Eteocles de troon niet opgeven en verbant hij zijn broer. Polynices besluit dat er niets anders op zit dan Thebe te belegeren. Het loopt uit op een bloedstollend duel tussen de twee broers. Ze zijn aan elkaar gewaagd en brengen uiteindelijk allebei een dodelijke verwonding toe aan de ander. Van pure ellende pleegt hun moeder Jocaste zelfmoord. De nabestaanden vermoeden dat het iets te maken heeft met de vloek die rust op het huis van Oedipus.
Girard duidt het terugkerende thema van de vijand-broers als uitdrukking van de oeroude angst dat conflict niet veroorzaakt wordt door verschil, maar juist door al te sterke gelijkenis. Volgens hem is dit een van de fragmentarische overleveringen van een oorspronkelijk zondebokoffer, dat aan de basis ligt van vroege culturen. Vóórdat de orde bewaard werd door rechtsstelsels, moesten samenlevingen een andere oplossing vinden voor de potentiële verspreiding van geweld. Geweld heeft namelijk de neiging om over te springen van de ene op de andere persoon; denk aan een vicieuze cirkel van wraak, die uit zichzelf nooit ophoudt. Girard knoopt verschillende literaire en antropologische draadjes aan elkaar in de figuur van de zondebok, die in vroeger tijden – maar eigenlijk nog steeds – door een samenleving geofferd werd om de rust te herstellen na een crisis. Interessant en misschien wel tegen-intuïtief is zijn stelling dat conflict gepaard gaat met het wegvallen van alle verschil. Voor orde moet een samenleving gestructureerd zijn volgens een schema van verschillen (in rol, status en dergelijke). Geweld, daarentegen, reduceert iedereen tot volkomen inwisselbare dragers van geweld; zo ontstaat wat Girard een ‘offercrisis’ noemt. Vroeger kon zo’n crisis volgens hem alleen opgelost worden als de hele samenleving unaniem haar geweld afreageerde op één slachtoffer, een bliksemafleider, een zondebok. De gerichte geweldsdaad van het zondebokoffer, gekaderd door mythes en rituelen, was dan een soort vaccinatie tegen de geweldsepidemie (want een kleine dosis van het ziekmakende bestanddeel toegediend ter bescherming tegen de ziekte).
Wat daar ook van zij, het thema van vijandschap tussen broers heeft altijd tot de literaire en culturele verbeelding gesproken. Het spel van gelijkenis en verschil bij vijand-broers kan bijvoorbeeld afgebeeld of beschreven worden als een wederkerige, symmetrische of spiegelbeeldige relatie. Dit komt mooi tot uitdrukking in het schilderij Eteocles en Polynices (ca. 1725-1730) van Giovanni Battista Tiepolo. Helemaal interessant wordt het wanneer de rivalen, mogelijk gedreven door het verlangen naar glorie (het Griekse begrip kudos, zoals gebruikt door Homerus), elkaar afwisselen in overwinning en nederlaag. De afwisseling betekent voor beide personages een dramatische omslag in hun fortuin, wat meeslepend is voor het publiek. Niet voor niets is een omslag (peripeteia) een vast element van tragedies.
Ook in mijn tweede boek zitten twee vijand-broers; sterker nog, zij zijn de “verloren zoons” uit de titel. Ik heb het thema aangegeven door voorin twee toepasselijke motto’s op te nemen. Het zal je misschien niet meer verbazen, maar het ene motto komt uit Genesis 4 (Kain en Abel), het andere verwijst via het verhaal van Oedipus indirect naar Eteocles en Polynices.
En Hij zeide: hoor, het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem. En nu, vervloekt zijt gij... een zwerver en een vluchteling zult gij op de aardbodem zijn. - Genesis 4 Kaïn en Abel, 10-11
Maar wat hij zei was zo duidelijk – de man, die zijn vader heeft vermoord, moet vernietigd worden. En die verdorven man ben ik. - Sophocles, Oedipus Rex, 1702
Ik heb voor deze motto’s gekozen, omdat ze een aantal elementen bevatten die essentieel zijn voor het verhaal van Verloren zoons: twee broers die strijden om de heerschappij die hun vader nalaat, een ambivalente houding ten opzichte van elkaar, de vader en het koninkrijk, een vloek die overgedragen wordt van de ene op de andere generatie, een confrontatie tussen de broers, een bloedband, vadermoord en ballingschap. Ik zal geen namen noemen, om het verhaal niet te verklappen voor de mensen die het boek nog moeten lezen (hint 😉), maar ik kan wel zeggen dat het plot draait om de strijd tussen twee kandidaten voor de troon van Atlantis. Hoewel ze het fundamenteel met elkaar oneens zijn, lijken ze in bepaalde opzichten op elkaar. Ze zijn elkaars spiegelbeeld. Het succes van de ene gaat ten koste van de andere en ze wisselen elkaar af in overwinning en nederlaag. De ontknoping betekent een grote omslag van hun fortuin, maar geen definitief einde; hun symmetrische relatie werkt door in het derde boek. Tot slot heb ik in het tweede boek een motief, dat ik zelf heel leuk vind, geïntroduceerd om de thematiek te onderstrepen. Beide rivalen denken namelijk over hun strijd in termen van een bepaald tactisch kaartspel dat ik verzonnen heb. Dat moet de lezer het idee geven van zet en tegenzet tussen twee tegenstanders. Het kaartspel is daarmee een soort symbolische representatie van het conflict.
Dit was het wel wat de vijand-broers betreft, maar er is nog veel meer te zeggen over geloof en geweld in de Pangaea-trilogie. In het eerste boek zit een mogelijk religieus geïnspireerde massamoord, in het tweede vindt er religieuze vervolging plaats, in het derde zullen mensenoffers een rol spelen. Is het pure fictie of geïnspireerd op gebeurtenissen in de echte wereld? Waar komen de vrees en fascinatie voor dergelijke geweldplegingen vandaan? Moeten we bij fantasy überhaupt zoeken naar verbanden met de realiteit of moet het juist een plek zijn om daaraan te ontsnappen? Ik ben er trouwens nog niet over uit of en hoe Girards theorie toepasselijk is op de actualiteit. Wordt een hele bevolkingsgroep tot zondebok gemaakt en geofferd? Wat moeten we denken van de geweldsuitbraak rondom de studentenprotesten? En is de Eurovisie-competitie dan misschien een symbolische representatie van reële politieke conflicten? Allemaal vragen die nu bij me opkomen. Gelukkig helpt het enigszins om van me af te schrijven. Is dit herkenbaar voor jullie of niet? Wat denken jullie van deze thema’s? Ik hoor het graag!
Tot schrijvens,
Tycho