De Witte Stad #2: hoe ik worstel met de schaduwzijde van Atlantis
Vier jaar later schrijf ik een vervolg op blogbericht ‘De Witte Stad’, over racisme in fantasy, de problematische serie ‘Ancient Apocalypse’ en de schaduwzijde van de Atlantislegende.
Deze maand kwam ik een artikel tegen dat meteen mijn aandacht greep: ‘Avalon, het Atlantis dat standhield’ van Joost de Vries, uit het zomernummer van de Groene Amsterdammer (dd. 11 juli 2024, hier online te vinden). De Vries vergelijkt de legendarische eilanden Atlantis en Avalon met elkaar en schrijft dat de zoektocht naar Atlantis een project is geworden van reactionaire fantasten, terwijl bijna niemand is gaan zoeken naar een echte locatie van Avalon. Hij schrijft: “Mensen die over Atlantis beginnen, zijn doorgaans dezelfde soort die over de tempeliers beginnen, of over vrijmetselaars. Of over George Soros.” Lees: mensen die geloven in complottheorieën. Als voorbeeld bespreekt hij Graham Hancock, de man achter de populaire Netflix-serie ‘Ancient Apocalypse’. Daarmee raakt De Vries aan een diepgewortelde onzekerheid van mij over mijn eigen Pangaea-trilogie. Deze onzekerheid zal ik hier, voor het eerst, onder woorden proberen te brengen. Kleven er onbedoelde associaties met fout gedachtegoed aan mijn boeken? Blijf bij me, terwijl ik deze vraag benader met een omweg.
De Witte Stad
Op 6 juni 2020 schreef ik, naar aanleiding van de BlackLivesMatter-protesten, een blogbericht over de racistische vooroordelen die ik bij mezelf als schrijver ontdekte, zoals ik ze had meegekregen van klassiekers in het fantastische genre. Ik muntte de term “De Witte Stad” voor het fenomeen van racistische fantasiewerelden, dat wil zeggen werelden waarin weinig diversiteit voorkomt, en als het er al is, dan vaker onder de “slechteriken” dan de “goederikken”. Dat deed ik in het kader van zelfreflectie, op hoe ik mezelf en mijn boeken kan ontgiften van racistische vooroordelen. Het proces van zelfreflectie is sindsdien niet gestopt en nu, vier jaar later, wordt het hoog tijd om een vervolg te schrijven op het genoemde blogbericht.
Zoals gezegd, zocht ik mijn eigen vooroordelen destijds vooral in het stereotiepe beeld dat ik als kind van de stad Atlantis uit mijn wereld had. De associatie van de witte muren, met voornamelijk witte inwoners en met een ideaal van goedheid en schoonheid, was niet onschuldig. Door onderzoek voor mijn profielwerkstuk aan het einde van de middelbare school in 2018 ben ik me daar bewust van geworden. Daarop besloot ik om in mijn eerste boek reeds mijn personages een kritische kanttekening te laten plaatsen bij het ideaalbeeld van Atlantis en het gebrek aan diversiteit. Dat heb ik in het tweede boek doorgezet, in het bijzonder met de verhaallijn van Safwan. De zwarte Safwan is uit angst voor vervolging met zijn gezin naar Atlantis gevlucht. Alleen wacht hun daar geen warme ontvangst… In het derde boek bouwen ze een leven op in Atlantis, maar ze blijven geconfronteerd worden met hun andere afkomst.
Safwan is niet het enige personage van kleur in mijn boeken. Omdat het verhaal zich over een heel wereldcontinent afspeelt, kan ik moeiteloos een diverse cast van personages ten tonele voeren, die afkomstig zijn uit Utar (geïnspireerd op antiek China), uit Azibo Kosey (Egypte), uit de Mafuanewoestijn (de Sahara), van de Gammedii (Azteken), zelfs van de steppevolken uit het Egaarse hoogland (Mongolië). Dat brengt me bij de algemenere overweging dat er twee benaderingen denkbaar zijn om raciale en etnische diversiteit door te voeren in fictionele verhalen. De eerste is om diversiteit niet te thematiseren en als vanzelfsprekend neer te zetten. Daarvan is de Netflix-serie ‘Bridgerton’ wel een mooi voorbeeld: geen enkele andere uitbeelding van Victoriaans Engeland is zo veelkleurig (merk op dat de spin-off serie over Queen Charlotte toch een soort verklaring probeert te geven). De tweede aanpak is om diversiteit wél te thematiseren en iemand met een huidskleur die afwijkt van een bepaalde norm (of met puntoren, schubben, …) de problemen te laten ervaren die mensen van kleur in de echte wereld ervaren. Ik ben voor de tweede benadering gegaan, zo blijkt niet alleen uit het verhaal van Safwan, maar ook uit bijvoorbeeld het wantrouwen van veel Atlantiërs jegens “mensachtigen” (zie boek 2), de haat tussen de Gammedii en Halmariërs (zie boek 1), en uit het achtergrondverhaal van Sergei (zie boek 3).
Kortom, ik heb in mijn boeken bepaalde elementen geprobeerd te introduceren om een plek te geven aan de raciale en etnische diversiteit en het racisme dat we uit onze wereld kennen. Daarvoor probeer ik steeds te putten uit de nieuwe inzichten die ik opdoe in mijn eigen leerproces. Zo leerde het boek Decolonial Ecology van Malcom Ferdinand, dat ik recent gelezen heb voor mijn Masterscriptie, me veel over de werking van racisme in Apocalyptische verhalen – wat goed van pas kwam voor mijn derde boek. Terwijl ik voor mijn gevoel steeds verder kom in het proces van bewustwording, met name dus door erover te lezen, blijft er iets aan me knagen met betrekking tot de Pangaea-trilogie. Is het allemaal gebouwd op een rot fundament?
Ancient Apocalypse
Rond mijn twaalfde, de periode waarin het idee voor de Pangaea-trilogie ontstond, kwam ik in aanraking met het boek Het ontstaan en het einde van alles van Graham Hancock. Ik ben destijds niet ver gekomen in het boek, maar de materie fascineerde me enorm. Het eerste stuk van de flaptekst luidt: “Monumenten als de Grote Sfinx in Egypte, de intrigerende tempels in Tiahuanaco en de ontzagwekkende Tempel van de Zon hebben de mensheid altijd voor raadselen gesteld. Hoe konden ze zo gebouwd worden zonder al onze moderne technologie en wetenschap? En welke geheimzinnige boodschap schuilt er achter hun stenen façade? Zijn zij het werk van de goden of van een onbekende hoge beschaving?” Het idee dat er een oude beschaving bestond, waarvan niet veel meer overgebleven is dan reusachtige bouwwerken en overgeleverde verhalen, is eigenlijk het uitgangspunt geworden van mijn Pangaea-trilogie.
Ik heb me nooit echt in het gedachtegoed van Hancock vastgebeten en andere inspiratiebronnen namen al snel de overhand, dus deze invloed verdween naar de achtergrond, waar hij een sluimerend bestaan leidde. Tot 2022. Toen verscheen de serie ‘Ancient Apocalypse’ op Netflix, gepresenteerd door niemand minder dan… Graham Hancock. De serie is wereldwijd goed bekeken. Ook ik keek, en meteen werd ik weer verleid door het narratief van een mysterieuze beschaving die achter alle indrukwekkende bouwwerken van over de hele wereld zit en die 12.000 jaar geleden verdwenen zou zijn door een grote ramp. Alleen zag ik dit keer meer rode vlaggen. Om te beginnen geeft Hancock regelmatig af op “mainstream archeologie”, die zijn theorie al jaren zou negeren, censureren of zelfs verdoezelen. Dergelijke anti-institutionele retoriek had ik tijdens de coronapandemie veel van mijn vader gehoord, met wie ik toen het contact verbroken heb omdat hij verdwaalde in allerlei complottheorieën. (Achteraf is het misschien niet geheel toevallig dat mijn vader me destijds het boek van Hancock aanreikte.)
Vlak na het kijken kreeg ik al mee dat de serie controversieel was, maar ik ben me pas recent in de kritieken gaan verdiepen. Zo heeft de Society for American Archaeology (SAA) een open brief geschreven aan Netflix en ITN Productions, met het verzoek om de show niet langer te kwalificeren als “docuserie”, om disclaimers te voorzien en om er wetenschappelijk verantwoorde content tegenover te plaatsen. De SAA heeft namelijk drie grote bezwaren tegen ‘Ancient Apocalypse’: 1) Hancocks agressieve retoriek brengt het vak van archeologie in diskrediet; 2) de serie wordt als documentaire gepresenteerd, terwijl hij op onwaarheden berust; 3) de gepresenteerde theorie is al lang verknoopt met racistische en white supremacist ideologieën, doet Inheemse gemeenschappen onrecht aan en bevestigt extremistische opvattingen. Ik ga uitgebreider in op het derde punt.
De kern van Hancocks argument is dat de bekende samenlevingen uit de duizenden jaren voor Christus niet geavanceerd genoeg waren om zoiets als Göbleki Tepe of de piramide van Cholula te bouwen. Dergelijke constructies móéten dus wel gemaakt zijn door of met behulp van een ontwikkeldere beschaving (Atlantis of zelfs, in andere varianten van de theorie, aliens). Hancock hint erop dat de leden van die beschaving wel eens witte huiden en baarden gehad kunnen hebben, want zo zou de Azteekse god Quetzalcoatl beschreven zijn, enzovoorts. Deze redenering is gevaarlijk, want er zijn echt mensen die hieruit de conclusie trekken: witte mensen zijn in staat tot geavanceerde beschaving en mensen met andere huidskleuren niet. Het geloof dat verspreide culturele restanten terug te voeren zijn op een enkele beschaving zoals Atlantis, wordt zelfs ingepast in de complottheorie van “the great replacement” (de angst dat witte mensen vervangen worden door mensen met andere huidskleuren). Zoals bijvoorbeeld hier, hier en hier uitgelegd, leveren pseudo-archeologische theorieën brandstof voor complotdenkers en white supremacist (haat)groepen.
Dat is een heel grimmige schaduwzijde van de Atlantislegende, waar ik nu behoorlijk mee in mijn maag zit. Is het mogelijk dat mensen een white supremacist ideologie in mijn boeken lezen – met Atlantis als een soort “dog whistle”, een boodschap die alleen betekenis heeft voor ingewijden –, terwijl ik daar zelf totaal niet achtersta? Voor alle duidelijkheid wil ik me in de sterkst mogelijke bewoordingen distantiëren van dergelijke complottheorieën en suprematistische ideologieën. Bij mijn boeken is het gelukkig duidelijk dat het om fantasy gaat, pure fantasie. Dat ik de beschaving 225 miljoen jaar geleden teruggeplaatst heb, naar de tijd van supercontinent Pangaea, benadrukt verder dat ik geen pseudo-archeologische claim wil maken, dat ik de gangbare archeologische tijdlijn niet in vraag stel, dat ik mijn beschaving niet naar voren schuif als concurrent voor prehistorische samenlevingen.
Een subtieler racistisch vooroordeel licht op de loer in het gebruik van de formulering “ontwikkelde beschaving” in de flaptekst van mijn boeken. Historisch gezien, zeker sinds het Europese kolonialisme, werden theorieën over beschavingsgradaties verzonnen om de overheersing van sommige volken over andere te rechtvaardigen. Met name hebben Europeanen kolonisering en slavernij goedgepraat met het narratief van de “beschavingsmissie”, het idee dat het de taak van witte mensen was om beschaving te brengen naar de zogenaamd “inherent onbeschaafde” mensen van kleur. Bezien vanuit die context vind ik de genoemde zinsnede in mijn flaptekst een ongelukkige lading dragen. Ik hoop wel dat de lading anders is in zoverre ik de formulering gebruik voor een tijd dat er in werkelijkheid nog helemaal geen verschillende menselijke maatschappijen bestonden om met elkaar te vergelijken. De formulering dient enkel en alleen om de juiste verwachting te scheppen bij lezers over de zelfbedachte wereld die ik 225 miljoen jaar geleden situeer. In plaats van te moeten uitleggen dat ik schrijf over maatschappijen van fantasiewezens die op mensen lijken, met stenen gebouwen, metaalbewerking, scheepvaart, enzovoorts, kan ik volstaan met de twee woorden “ontwikkelde beschaving” om de lezer op makkelijke en snelle wijze in te leiden op het ‘wat als’-scenario. Meer bedoel ik er niet mee, al helemaal geen raciaal getinte schaal van beschavingsniveaus.
Kwalijke associaties en kritische interpretaties
Maar om mijn zelfbedachte beschaving los te weken van kwalijke associaties, is het nou net zo ontzettend belangrijk dat ik kritisch blijf over de uitbeelding van Atlantis als De Witte Stad en bewust werk aan de representatie van raciale, etnische en andere diversiteit in mijn boeken. En waarom zou dát niet de les kunnen zijn die we trekken uit Atlantis? Robin McKie schrijft dat de figuur van de verloren beschaving eeuwenlang zo populair is gebleven, omdat het een “basic tale of a rise and fall” is, dat ingezet kan worden voor allerlei doelen. In mijn trilogie is juist het Atlantische superioriteitsgevoel een van de bronnen van de overmoed die de Atlantiërs fataal zal worden. Atlantis als cautionary tale: waan je niet heer en meester over de rest van de wereld, want dan zal de wereld zich op je wreken. (Dat raakt aan de klassieke thema’s van overmoed, de zondvloed en Moeder Aarde, waar ik een apart blogbericht over wil schrijven).
Een andere kritische interpretatie van Atlantis als verloren beschaving in een ver verleden, is juist om het te begrijpen als verstoring van de eenvoudige tijdlijn van een lineaire vooruitgang, die onze 21ste-eeuwse maatschappij als toppunt van de beschaving presenteert. Dat is de verklaring die De Vries, in het eerder aangehaalde artikel, naar voren schuift voor de grote “vraag” naar Atlantistheorieën: “Omdat het een goed verhaal is. Dat allereerst. En daarnaast omdat Atlantis een steentje in onze schoen is. Omdat de geschiedenis van de beschaving blinde vlekken kent, onopgehelderde gebieden.” Volgens De Vries wordt Atlantis gebruikt als het “duizenddingendoekje” om gaten in de geschiedenis op te vullen.
Als McKie en De Vries gelijk hebben dat Atlantis voor allerlei doeleinden ingezet kan worden, dan zou ik daaraan toe willen voegen dat deze doeleinden niet enkel reactionair, conservatief, racistisch en complottheoretisch hoeven te zijn. Waar ik dit zelfonderzoek begon uit angst voor de kwalijke associaties die Atlantis heeft – en die bijgevolg misschien wel aan mijzelf zouden kleven –, kom ik nu op een punt dat ik denk: ik kan me ook een versie van het Atlantisverhaal voorbehouden waar ik wél achtersta. Een sterke drijfveer achter het schrijven en publiceren van dit blogbericht is om mijn eigen standpunt ten opzichte van Atlantis te bepalen, voordat ik in een kamp terechtkom waar ik helemaal niet mee geassocieerd wil worden, voordat mijn boeken door anderen betekenissen toegeschreven krijgen die ik er nooit mee bedoeld heb. Misschien is het wel een heel goede zet geweest om de Atlantislegende helemaal naar het rijk van de fantasie te trekken. Immers, volgens De Vries doet het eiland Avalon uit de Arthurlegende het beter dan Atlantis omdat niemand ooit naar Avalon is gaan zoeken; daardoor kon het mythisch blijven. Er zit iets gevaarlijks in om dergelijke mythes, legendes, “goede verhalen” vast te willen leggen in de echte wereld, omdat er dan onherroepelijk iets van hun open karakter verloren zal gaan.
Tot slot
Pfoe, het lucht op om de worsteling eindelijk, voor het eerst zo grondig, onder woorden te brengen, maar het is wel zware kost allemaal. Ik zou dit blogbericht toch nog graag op een positieve noot afsluiten, door twee fantasyboeken te tippen – boeken die racisme thematiseren, maar waar ik ook gewoon enorm van genoten heb. Het eerste boek is Babel van R.F. Kuang, uitgekomen in 2022 en mijn leesvoer toen ik afgelopen januari in Suriname op vakantie was. Babel speelt zich af in een alternatieve versie van historisch Oxford, waarin een vertaalinstituut magische artefacten vervaardigt. Kuang heeft namelijk een magiesysteem bedacht, waarin magische effecten ontstaan door de onvertaalbare verschillen in betekenis tussen twee woorden uit verschillende talen, die in weerszijden van een zilveren staaf gegrift zijn. Het verhaal gaat erover hoe kennis van buitenlandse talen misbruikt wordt om het Engelse imperium uit te breiden. Een doordacht, rijk, ontroerend en spannend boek; misschien wel een van mijn all time favorites. Het tweede boek dat ik aan kan raden, komt eveneens uit 2022 en kocht ik afgelopen februari op het YArnhem Book Event bij de schrijfster zelf: In het vervloekte hart van Rima Orie. Dit boek speelt zich af in een fantasieland dat Orie gebaseerd heeft op Suriname. Dat was smullen, zo vlak nadat ik in dat prachtige land was geweest. Ik zou in kunnen gaan op de interessante uitbeelding van etnische stratificatie, maar zal er nu vooral dit over zeggen: magisch, meeslepend en bloedstollend!
Dat was het voor dit blogbericht. Als je het tot hier gehaald hebt: bedankt voor het geduld! Het betekent veel voor me om mijn gedachten op deze manier te kunnen delen, en al helemaal om wat van jullie reacties terug te krijgen. Heb je de controverse rondom ‘Ancient Apocalypse’ meegekregen? Wat denk je er zelf van? Is mijn worsteling herkenbaar of juist niet? Denk je dat er nog iets is wat ik zou kunnen of moeten doen om mijn boeken te ontdoen van kwalijke associaties? Ken je boeken die het goed of juist slecht doen wat racisme betreft? Ben je team-Atlantis of team-Avalon? Ik hoor het graag!
Tot schrijvens,
Tycho